Refractaire priesters
​
Vele hedendaagse fortuinen zijn gegrondvest op de aankoop van zulk "zwart goed". De oorspronkelijke eed werd na enige jaren afgezwakt; toen legden sommige refractaire priesters toch nog de eed af. In november 1798 hadden in het kanton Millen slechts 9 van de 48 geestelijken de eed afgelegd. Er waren dus 39 refractairen of 81%. Te Val-Meer werden drie priesters veroordeeld.
- Godfroid Bellefontaine.
Hij was kapelaan, stond onder toezicht maar gedroeg zich moedig.
- Leonard Raets.
Hij was de laatste beneficant van de gestichte jaargetijde van Madame de Méan. Hij stond onder toezicht.
- Mathieu Nelissen
Deze priester van Val-Meer werd op 11 maart 1799 aangehouden en in de gevangenis van Maastricht opgesloten.
Wegens zijn ouderdom, 67 jaar, werd hij vrijgelaten en onder toezicht van de municipaliteit geplaatst.
Van de gevluchte priesters heeft men slechts één kunnen vinden. Pastoor P. Otten van Ternaaien werd in april 1799 verraden. Hij verbleef in ballingschap tot juni 1802.
Het Consulaat maakte met de wet van 8 frimaire VIII (29 nov. 1799), een eind aan de hatelijke vervolgingen en liet vele priesters terugkeren in hun functie in 1800. Toen kon onze moedige kapelaan Bellefontaine zijn schuilplaats in de omgeving van de onderaardse gang verlaten in de Grote Straat. Men had een geheime trap naar de kuil gemaakt die toegankelijk was via de klokkenkastdeur. Bij onraad dook hij zo onder en als het gevaar geweken was sloeg de smid drie flinke mokerslagen op het aambeeld. Zo wist hij dat de kust veilig was. Hierna beschrijven we summier de lotgevallen van deze moedige priester.
E.H.GODFRIED BELLEFONTAINE:
een moedige parochiepriester van Val-Meer tijdens de Franse overheersing (1794-1814)
Uit de parochieregisters blijkt, dat tijdens het Frans bewind Val en Meer konden beschikken over een bijzonder actief priester. De rector van de kerken van Val en Meer was Godfried Bellefontaine; hij was afkomstig van Sluizen en had de pastorale zorg over Val en Meer. Hij behoorde tot de onbeëdigde priesters, (priesters, die geweigerd hadden de eed van trouw af te leggen aan de Franse republiek). Over hem schreef pastoor Moors in het parochiaal archief: " E.H. Bellefontaine was een zeer godvruchtig man, ijverig en onbevreesd in de verdediging van het geloof; dit bewees hij ten tijde van de vervolging door de sacramenten in het geheim toe te dienen in de particuliere woningen".
Als onbeëdigd priester bleef hij moedig zijn priesterwerk doen ondanks de dreiging van gevangenneming en deportatie. De vervolging werd hevig en openlijk, vooral kort na het uitbreken van de Boerenkrijg. De refractaire priesters werden opgespoord en opgejaagd. Toch bleef hij zijn werk voortzetten: hij doopte de kinderen, zegende de kerkelijke huwelijken in en zorgde voor het godsdienstonderricht. De eerste pastoor van Val-Meer en opvolger van Bellefontaine, schrijft een nota in het doopregister van 1797. Hieruit blijkt in welke beroerde tijden kapelaan Bellefontaine trachtte priester te zijn. Pastoor Neven schrijft: "Er ontbreken (in het doopregister) namen van kinderen, die aan huis gedoopt werden. De onrustige tijden en natuurlijke vergetelheid zijn oorzaak van deze nalatigheid. Dit gebeurt gemakkelijk in onzekere levensomstandigheden, zoals wij die meegemaakt hebben in die beroerde tijden; aanhoudend opgejaagd door de kerkvervolgers was het niet mogelijk een vast en rustig verblijf te hebben; het was een bijzonder harde vervolging, die genoemde parochieherder moest verduren".
Hij moest in het geheim zijn taak vervullen. Dit blijkt duidelijk uit het huwelijksregister. Daarom zijn tussen 1797 en 1802 de kandidaten voor het huwelijk ontslagen van de roepen. Als getuigen fungeren zeer dikwijls familieleden van de kapelaan zoals Helena, Agnes, Anna en Aegidius Bellefontaine; ofwel de laatste koster ven Meer Jozef Savenay en een zekere Anna Kelles; deze laatste namen komen zeer dikwijls voor. Er komen trouwlustigen van Rutten, Hees, VIijtingen, Millen, Koninksem, Heks en zelfs Maastricht. Ze komen kapelaan Bellefontaine opzoeken "omdat zij" aldus het huwelijksregister "tegenstanders zijn van de beëdigde priesters of afkeer hebben van deze priesters". Beliefontaine tekent de huwelijksakten als "gemachtigde" "gedelegeerde" of "door de bisschop aangesteld" om op te treden in de plaats van de beëdigde priesters. Er zijn ook parochies die geen pastoor meer hebben zoals Niel en Wintershoven. De parochianen komen terecht bij E.H. Bellefontaine, die tekent:" gemachtigd om op te treden voor de verlaten parochies". Hieruit blijkt dat in de hele streek zijn naam bekend is en dat hij speciale volmachten gekregen had.
Ondanks de moeilijke en gevaarlijke tijden geeft hij godsdienstonderricht bereidt de kinderen voor op de H. Communie. Zoals hij zelf schrijft, heeft hij hen met ijver en moeite hierop voorbereid; want tengevolge de onzekere tijden en ook tengevolge de nalatigheid van zijn voorganger hadden zij sinds lang geen onderricht meer ontvangen. De leeftijd van de jongens en meisjes, die toegelaten worden tot de H. Communie ligt tussen 12 en 19 jaar. De gemiddelde leeftijd is 15 jaar. Pas na 1803 wordt de gemiddelde leeftijd 12-13 jaar en wordt de groep der communicanten talrijker. Van 1799 tot 1801 zijn het slechts kleine groepen (tussen 2 en 8 communicanten), doch in 1802 zijn er 28. Daarna wordt de toestand weer normaal. In het parochieregister lezen wij:"Op de 21 juni 1903 werden door de bisschop in de kerk van 's Herenelderen 163 kinderen gevormd. Sinds 9 jaren was geen vormsel toegediend wegens afwezigheid van de bisschop. "Met rechtvaardige fierheid mocht E.H. Bellefontaine besluiten: "Ondanks de revolutie was er geen enkel kind tussen, dat niet toegelaten was tot de eerste Communie". Ja, kapelaan Bellefontaine had zijn plicht gedaan ondanks verdeeldheid en verwarring tussen de priesters, ondanks vervolging en plagerijen door de Fransen en hun aanhangers. Wanneer in 1804 Val-Meer een zelfstandige parochie wordt, kan de eerste pastoor van de nieuwe parochie verder bouwen op de fundamenten, die zijn moedige en actieve voorganger gelegd had. Ondertussen was E.H. Godfried Bellefontaine tot pastoor benoemd van `s Herenelderen waar hij in 1842 stierf.